Piet Muizer ooggetuigen van de oorlog ( Deel 2 )

Weekblad Westvoorne , woensdag 26 februari 2020.

Dit jaar vieren we dat 75 jaar geleden Nederland bevrijd werd. Na 5 jaar kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Een oorlog die aan honderdduizenden Nederlanders het leven heeft gekost. In dit tweede deel van de serie oorlogsverhalen , het verhaal van Piet Muizer ( 90 ).

Vrienden waren we: Jopie Cohen, Willy Heshof en ik.Het begon op de Montessori-kleuterschool in de Zuidpolderstraat in Rotterdam, in 1933 of 1934. Willy zat bij mij in het klasje en Jopie in een andere. We kwamen met elkaar in contact en raakten bevriend..Ik ging vaak met Willy mee en van zijn moeder kreeg ik wel eens een dubbeltje, zodat ik ook mee kon naar het Colosseum, de bioscoop op de Beijerlandselaan. Mijn vader was toen werkloos, het was crisistijd. De vader van Willy werkte bij de Spoorwegen en de ouders van Jopie hadden een winkel met gordijnstoffen en vloerbedekking. Willy woonde op de Polderlaan. Jopie op de Hillevlieten ik in de la Reystraat.

Toen we naar de lagere school gingen, werd dat een jongensschool GLO Ao99. Je kon er opgeleid worden voor de HBS ( Hogereburgerschool ). Onze vriendschap werd in deze tijd verstevigd.    We waren onafscheidelijk en genoten volop van het leven. Willy zijn vader en moeder waren voor mijn gevoel mensen zoals mijn ouders. Jopies vader was een beetje deftig, de moeder van Jopie was ook een "mevrouw". Dit in tegenstelling tot de vrouwen in de straat dat waren juffrouwen. Jopie woonde ook een beetje op "stand". We sloten een bloedbroederschap. We prikten in onze vingers en we vermengden het bloed en dat maakte de band met elkaar steviger. Dat deden indianen ook. We vonden het interessant dat we verschillende godsdiensten hadden. Willy was Rooms-Katholiek , ik was Nederlands Hervormd en Jopie was Joods. 

Het was een onbezorgde tijd. Bij Jopie speelden we veel op de kamer van zijn zus Jettie. Verder deden we gezelschapsspelletjes. Buiten speelden we op de Hillevliet knikkeren en verstoppertje.We konden ons niet voorstellen dat het ooit anders zou worden. We genoten van het leven en hadden het heel goed met elkaar. Tot Jopie en ik waren op de autoped naar de stad. Op zuid sprak je van de stad als je over de brug naar het centrum ging. Ergens op de Coolsingel was een lichtkrant ik meen van het Rotterdamsch  Nieuwsblad en daarop verscheen het bericht dat Groot-Britannië en Frankrijk de oorlog gingen verklaren aan Duitsland. Ik zie de foto's nog voor me van de Kristallnacht op 9 november 1938, toen Joodse winkels geplunderd werden en ik zie nog de man die bij de kapotgeslagen ruiten van zijn winkel stond. Bij andere winkels was met grote letters "Juden" op de ruiten gekalkt. Ik moest dan altijd aan Jopie denken en de winkel van zijn vader. Stel je voor dat het hier ook zo zal gaan. Er waren ook goede Duitsers, maar de slechte waren de baas. 

 

In de zomer van 1939 begon de mobilisatie. Ons gezin was eindelijk omdat mijn vader weer werk had op vakantie in Oostvoorne in een tenthuisje op het Kruiningergors.  Op een dag hingen overal aanplakbiljetten waarop stond dat mannen van een bepaalde lichting zich moesten melden om weer in dienst te gaan. Mijn vader ging op het gemeentehuis vragen of hij ook op moest komen. Hij hoefde niet , maar veel andere mannen op het Gors wel. De meeste gezinnen gingen naar huis. Het plezier van een vakantie was weg.

De berichten over de oorlog werden verontrustend. Telkens dreigde er een inval in ons land. Nederland wilde neutraal blijven en dat lukte tot 10 mei 1940.  Op een mooie lenteochtend hoorden we al heel vroeg vliegtuigen laag overkomen. Op de Putselaan stonden heel veel mensen te kijken en iemand zei dat het Duitse vliegtuigen waren. Op de radio werd een toespraak uitgezonden van Koningin Wilhelmina : Duitsland was ons land binnengevallen. In één van de straten bij de Putselaan zat een schutter met een machinegeweer. Verderop lag iemand die geraakt was. Mijn moeder durfde niet thuis te blijven, want mijn vader di weer werk had, was met de boot in Duitsland. Daarom gingen we naar een oom en tante in de Christiaan de Wetstraat. In de Martinus Steynstraat moesten we oversteken. Dat moest vlug gebeuren, tussen het schieten door. Mijn zus met de poes op de arm en wij met wat kleren. Mijn oom en tante woonden op de 2e etage , maar we sliepen met heel veel buren in het benedenhuis.. Met de kleren aan op de grond.

We hoorden het bombardement en konden daarna op het dak de enorme vuurzee zien die de stad verwoestte. Mijn tante zei : "Kijk maar goed,  dit moeten jullie nooit vergeten".  Toe er een vliegtuig laag overvloog zei ze: "dat is de generaal, die komt kijken of het werk goed gedaan is". De 15e mei gaf Nederland zich over. De eerste tijd veranderde er in ons leven niets. We gingen naar school , we speelden en hadden plezier. Het eerste waar we mee te maken kregen , ware de borden , die op 9 jaae jeugdstorm ( een jeugdabeetje trots opfdeling van de NSB ) in de klas. De onderwijzer vroeg op een geïrriteerde toon of dat nodig was. De jongen zei dat het moest . 's Avonds speelden wij buiten en die klasgenoot vroeg of hij mee mocht doen. Hij speelde mee in zijn uniform. Op 1 september 1941 moest Jopie van school af. Ook een Joodse onderwijzer werd ontslagen. In de voorkamer van Jopies huis werden toen schoolbanken neergezet. Een prachtige plaats om te spelen . Maar overdag misten we elkaar. Het plekje van Jopie bleef leeg.

Weer wat later volgden meer verboden. Sommige straten werden verboden. Joden mochten maar een beperkte tijd boodschappen doen, dus even naar de Beijerlandselaan was er niet meer bij.

In de Strijensestraat  keken heel veel mensen toe hoe een Joods gezin uit huis werd gehaald. Het was de eigenaar van een speelgoedwinkel die in de volksmond "het Joodje"werd genoemd. Hier kocht Jopie boekjes die wij voor een cent konden lenen. Ons driemanschap bleef bestaan. Over en weer kwamen we bij elkaar en we speelden nog steeds op de kamer van Jettie en tussen de schoolbanken. Opeen dag kwam Jopie bij ons thuis vertellen dat hij niet meer bij niet-Joodse mensen op bezoek mocht komen. Mijn moeder werd hier heel erg kwaad over en zei : "Jopie je komt al jaren met Piet mee, en je blijft dat doen ", zijn ze nou helemaal gek geworden. "We zien wel wat er van komt ". 

Vanaf 29 april 1942 moeten Joden een ster dragen. Jopie is er toch een beetje trots op. Hij toont trots de ster bij ons thuis en laat ook zien dat er onder zijn jas nog een zit. Joden mogen na 20.00 uur niet meer op straat komen. Ondanks alle beperkingen voor Jopie  bleven wij gewoon bij thuiskomen. Op 22 april 1943 moesten de leden van de Joodse Raad zich melden in Vught. Jopie kwam afscheid nemen. Hij vertelde dat zij naar Amsterdam gingen. Alles in hun huis was opgeschreven , zodat er niets kon verdwijnen. Daarom heb ik helemaal niets wat me aan Jopie doet herinneren, behalve een kaart die hij me stuurde uit Apeldoorn en één voor mijn verjaardag. Die dag namen we afscheid. Jettie was er niet bij. We zwaaiden tot ze uit het zicht verdwenen waren.

Dat zwaaien zie ik nog voor me. Er zat iets wanhopigs in, maar ook iets van : "Ons volk krijgen ze niet klein, al eeuwen worden we vervolgd en ons volk is er nog steeds ".

Veel later hoorde ik dat zij in Tuindorp ondergedoken zijn en dat zij daar werden verraden. Voor elke verraden Joodse onderduiker was er een premie, kopgeld genaamd, van fl. 7,50.

Voor Jopie en zijn ouders was dat dus fl. 22,50. Jettie is ergens anders ondergedoken en heeft de oorlog overleefd.

Willy en ik groeiden uit elkaar. Er was geen Bloed Driemanschap meer. Op 15 november 1943 is Jopie op 13-jarige leeftijd net als zijn moeder Sara Cohen-Bosman, in Auschwitz vermoord. Zijn vader Salomon Cohen kwam om in Auschwitz op 15 december 1943.

 

 

 

 

Piet Muizer

Ooggetuigen  van de oorlog : Piet Muizer ( deel 2 ) - 75 jaar Vrijheid.