Oostvoorne in oorlogstijd

Oostvoorne in oorlogstijd

Geplaatst op 28 mei 2010 door Taco Meeuwsen

Door Jopie van der Voorde

Het voormalig evangeliesatiegebouw met de heer Van der Meer als voorganger.

Bij het uitbreken van de oorlog was ik acht jaar en woonde in het pand Stationsweg 5 en zat toen op de christelijke lagere school aan de Nieuweweg. Op een dag in de oorlog werd de Joodse familie Wessels weggevoerd door de Duitsers. We zagen vader, moeder, Nan, Ben en Carla voor de Duitsers uit lopen op de Stationsweg langs ons huis. Mijnheer Wessels moest zijn broek vasthouden want de bretels, die de mannen toen droegen om hun broek niet af te laten zakken, had hij naar beneden moeten laten hangen omdat ze bang waren dat hij zou ontsnappen. Was een triest gezicht, vooral omdat het gezin vlak bij ons woonde. Zo ongeveer waar nu de snackbar is. Daar hadden ze een juwelierszaak. Alleen het meisje Carla is niet weggevoerd. Ze is bij mensen opgenomen in het gezin. Het was een meisje dat geestelijk gehandicapt was.

Een andere dag in de oorlog. Er kwam een nieuwe leerling op school. Een jongen met de naam Jan Broekhuizen. Hij was van mijn leeftijd. En of het dezelfde dag was weet ik niet meer maar toen kwam weer een nieuwe leerling. Ook een jongen. Deze laatste was maar korte tijd op school en waarom hij niet meer kwam daar vroeg je vroeger niet naar. Tegenwoordig zijn de leerlingen misschien nieuwsgieriger en zelfstandiger dan wij vroeger. Maar je luisterde altijd goed naar je ouders en je voelde zelf wat goed en kwaad was. En het was oorlog dus moest je niet te veel weten en vragen want als de Duitsers je gevangen namen omdat ze iets van je wilde weten dan was je niet best af. Maar nog even terug naar die twee jongens.

Later kwamen we er achter dat die twee jongens van Joodse afkomst waren en dat ze ondergedoken waren bij een gezin genaamd Van Herk in de Zandweg. Deze familie heeft Jan liefdevol ontvangen. Maar het andere jongetje dat durfden ze denk ik niet aan. Hij namelijk een echt Joods uiterlijk en als de Duitsers zoiets zouden merken dan werd je weggevoerd en doodgeschoten. Daarom bewonder ik nog steeds die familie dat ze het aandurfde dit voor die jongen te doen met gevaar voor eigen leven. Jan heeft de oorlog overleefd maar zijn ouders en een broertje zijn vergast. Over Jan is er nog een gesprek op papier met archivaris Klok uit Oostvoorne waarin hij zijn trieste verhaal verteld. Hoe hij van gezin naar gezin moest trekken omdat er weer verraden was dat ze een onderduikjongen in het gezin hadden. Ik geloof dat hij op 14 onderduikadressen geweest is.

Het gezin Van Herk is niet meer maar er zullen vast wel familieleden in Oostvoorne of Rockanje wonen. Die kunnen trots zijn op hun voorouders. Ook Jan Broekhuizen is niet meer. Na de oorlog wilde de familie Van Herk wel eens weten waar deze Jan vandaan kwam en hoe hij eigenlijk heette. Er is toen een advertentie in een krant verschenen met een oproep. Hij bleek Izaäk Beesemer te heten en er bleken nog drie broertjes die in leven waren. Later is de oudste ook overleden aan de gevolgen van het kampleven (deze jongen was wel weggevoerd maar niet vergast).

Iets anders. In de oorlog mocht je niet vrij overal komen. Er waren plaatsen en dat was zogenaamd ‘spergebied’. Zo mocht je niet in de duinen, het strand, de boulevard, een gedeelte van de Zwartelaan en nog wel enkele plaatsen. Ik weet dat niet allemaal meer want het is voor mij al weer zo’n 70 jaar geleden dat de vliegtuigen boven Oostvoorne de oorlog aankondigden. In de Zwartelaan, waar nu het voetbalveld is, stonden barakken waar onder andere werkmensen woonden die voor de Duitsers moesten werken. Er moesten in de duinen en op het strand, ook in de duinen van het Kruiningergors, bunkers gebouwd worden. Over de barakken waren camouflagenetten gespannen om van uit de lucht niet gezien te worden. En over bunkers gesproken. Eén bunker die nog steeds bezocht kan worden is de  ‘Biberbunker’. Daar heeft mijnheer Langendoen een prachtige vertelling over hoe deze bunker werkte in de oorlog.

Weer op een andere toer. Ik heb al verteld dat ik aan de Stationsweg 5 woonde. Later in de oorlog sliepen we in de bijkeuken. Die is er nu niet meer want het pand is van binnen grondig verbouwd. Maar als er ‘s nacht luchtgevechten waren boven Oostvoorne werden we wakker gemaakt. Dan was iedereen op zijn hoede. Je wist nooit of er een vliegtuig neergeschoten werd en of er bommen gegooid werden. Ik herinner het schieten op de vliegtuigen en hoor het geronk van de motoren. We keken tussen het verduisteringpapier door en zagen dan de vliegtuigen die uit het zoeklicht van de Duitsers probeerden weg te komen. Er stonden nogal wat zoeklichten opgesteld in de duinen. Een enkele keer zag je een vliegtuig neerstorten. Ook dan wisten er soms piloten met een parachute levend de grond te bereiken en werden of gevangen genomen of wisten ze onder te duiken. Op de Oostvoornse begraafplaats liggen enkele slachtoffers van neergeschoten vliegtuigen.

Nog even de Stationsweg. Ik woonde op nummer 5 en op de hoek, waar nu de ABN-AMRO staat, was een pand dat leek op de panden Stationsweg 3 en 5. Ik geloof dat het nog leeg stond toen de Duitsers er in kwamen. Angstig was het dat voor elk openslaand raam een mitrailleur opgesteld stond. De ramen waren met de kou waarschijnlijk wel dicht maar toch! Gelukkig hebben ze nooit geschoten.

Nog iets anders. Welke tijd in de oorlog weet ik niet meer maar de Duitsers hadden zogenaamde ‘tankvallen’ gegraven. Wat ik me herinner was dat alleen in de polderwegen. Er was gewoon een grote hap uit de weg gegraven. Niet zo maar een hap hoor. Een klein autootje paste er wel in. Men zei dat het eventuele vijandelijke tanks tegen moest houden. Ze waren op alles voorbereid! Als ik vanuit ons dorp naar mijn vriendinnetje op de Ruigendijk ging, moesten we over een smal plankje naar de andere kant. Er was ook een groot gat in de Molenweg,

Weer iets anders. Mijn vader had een winkel in nummer 5. Hij verkocht er (wel allemaal voor de oorlog) radio’s, gloeilampen, batterijen, wandlampen en alles wat toen een beetje met elektriciteit te maken had. Hij was elektricien en zorgde dat de mensen elektrisch hadden in de woningen. Toen de Duitsers de radio’s vorderden moest ook hij de voorraad inleveren. Maar hij hield wat achter stiekem (wel riskeerde hij de dood). Wist ik allemaal niet hoor. Hij luisterde stiekem naar radio ‘Oranje’ en dat deed hij voor het fornuis. Daar zat een oven in en hij plaatste dat heel kleine radiootje in de oven. Wij waren er natuurlijk niet bij! Mijn vader was bij de zogenaamde ‘Ondergrondse’. Dat was een groep mensen die zorgden dat ze via radioberichten van de kant van de geallieerden wisten of de oorlog nog lang zou duren of de vrijheid naderbij kwam. Ook zorgden ze dat parachutisten een betrouwbaar onderdak kregen en nog veel meer!

Maar nu nog even een verhaaltje over dat luisteren naar dat radiootje. Mijn broertje van toen vijf jaar was veel bij de bakker Van Es naast ons. Hij kreeg daar nogal eens lekkers. Op een dag kwam de zoon van de bakker naar mijn vader en zei: ‘Je mag Hans wel eens in de gaten gaan houden want hij zei tegen me: Als mijn vader naar de radio luistert dan doet hij altijd de deur op slot’. Kleine Hansje had zonder dat mijn vader het wist de boel in de gaten en briefde het weer over aan de buurjongen. Dat was in die oorlogstijd een vreselijke ontdekking want zelfs je familie en buren waren niet te vertrouwen! En dat is heel erg. Iedereen was bang voor de Duitsers en ook enkele Oostvoorners waren op de hand van de Duitsers, uit angst! Je had toen de NSB. En ook kinderen van ouders bij de NSB zaten in mijn klas. Echt je durfde niets te zeggen wat maar enigszins schadelijk zou zijn voor de Duitsers.Het kon zo overgebriefd worden. Vandaar het wantrouwen.

We moesten in de loop van de oorlog ‘s avonds om zes uur binnen zijn. Niet de hele oorlog. Ook de ramen moesten verduisterd zijn met verduisteringspapier. Dit in verband met de vliegtuigen van de tegenpartij. Dat ze zich minder goed konden oriënteren waar ze waren. En ook de auto’s (als ze er waren) moesten met verduisterde koplampen rijden. Er was een klein streepje licht wat er door mocht schijnen. Ook de fietsen moesten verduisteren. Straatverlichting was er later in de oorlog ook niet meer. Ook geen elektrisch meer in de huizen. In de loop van de oorlog zaten we bij een soort zelfgemaakte lichtjes. Olie met een katoenen lontje.

Er kwam de ‘Koperactie’, waarbij de bevolking alles wat van koper was moest inleveren om er munitie van te maken. Mijn vader moest het elektriciteitsdraad van de bovenleidingen halen en vervangen door andere draden. Er ontstond een levendige ruilhandel. Bijvoorbeeld in batterijen voor bijvoorbeeld roomboter en dergelijke. We maakten van bieten stroop en persten de geraspte pulp uit in een zogenaamde was-pers. Later verhuurden we de pers voor een pot stroop. Hoefden we zelf geen stroop meer te maken. Ik mocht elke dag bij een boer aan de Scheideweekseweg bij de familie De Pijper een fles volle melk halen, maar dat moest wel voor zes uur. Wat moest ik dan hard lopen, want als de Duitsers je snapten na zes uur op straat! We hadden later geen fietsen meer. Die werden gevorderd. Als er nog een fiets was dan zaten er houten banden om.

In Oostvoorne was er geen luchtalarm (waarom weet ik niet) maar in Brielle wel. En als ik dan in Brielle was dan schrok je je een biet als dat alarm afging. Want dan moest je het huis binnengaan waar je op dat moment voor stond. Je mocht niet op straat blijven. Vijandelijke vliegtuigen kwamen over of er dreigde ander gevaar.

Nog een belevenis die heel veel verdriet heeft gebracht. Namelijk het arresteren van de heer Van der Meer. Hij was evangelist en waar nu de kleuterschool staat, aan de Van der Meerweg, stond een gebouwtje waar wij naar de kerk gingen en hij was daar de dominee. Ik ging op de school in de Nieuweweg. Deze school staat achter het woonhuis van de heer Van der Meer. Ik zat toen inmiddels in de hoogste klas. Op een dag was ik aan de beurt om kolen te scheppen (dat moesten we om beurten doen). Het kolenhok gaf uitzicht op zijn woonhuis. Ik keek uit het raam en zag dat woonhuis in brand stond. Overstuur rende ik de klas weer in waar de meester mij terugduwde omdat hij niet wilde dat de andere leerlingen ook overstuur zouden raken. Toen ik om 12 uur uit school ging, was de brandweer het pand aan het blussen en de heer Van der Meer en zijn vrouw waren gearresteerd. Hij is toen in de duinen van Oostvoorne doodgeschoten en mevrouw Van der Meer mocht later weer vrij. Heeft heel veel indruk op mij gemaakt (ook de heer Van der Meer was bij de Ondergrondse en is door spionnen in de groep verraden)

Later in de oorlog was er tekort aan alles. Onze schoenen hadden houten zolen met soms een stuk autoband eronder om de slijtage tegen te gaan. De jurken en rokjes werden verlengd met stukken andere stof omdat de lengte soms na enkele jaren niet kuis meer was. Je groeide in de lengte uit je kleren. Ik praat nu over de lagere school. Als je borsten had dan kon dat niet meer. Sokken werden altijd gestopt (als er wol was natuurlijk). Als je overjas lelijk werd maar nog niet versleten werden naden losgetornd en de jas zogenaamd ‘gekeerd’. Het leek dan weer een nieuwe jas. Wat eten betreft hadden we het niet zo slecht als in de stad. Bijvoorbeeld de Rotterdammers. We hadden aardappelen en groenten maar een enkele keer vlees. Van de volle melk die ik halen mocht maakten we boter. Om beurten schudden en dan kwamen de boterbonkjes tevoorschijn. Wat er overbleef was dan karnemelk. Iedereen had een ogenaamde Stamkaart (een soort persoonsbewijs). Hierop werden aantekeningen gemaakt. Onder andere de distributie van bonnenkaarten die iedereen kreeg om eten en kleding mee te kunnen kopen. Had je geen bonnen, dan kreeg je geen spullen. Al had je geld!

De was moest op de hand en het water werd gewarmd op de kachel (soms met kolen gestookt of met houtblokken). Er stond een hekje om de kachel om het wasgoed te drogen. Ook om in bad te gaan in een zinken teil voor de kachel (wel één keer per week!) moest het badwater op de kachel verwarmd worden. Wat tegenwoordig douchen is.

Op een dag in de oorlog moest een vliegtuig zijn bommen kwijt en gooide zijn brandbommen rondom ons huis. Achter ons huis was toen een boomgaard en daar vielen bommen. Naast ons, waar nu Emté is, was bakker Van Es. Daar viel een bom door de meelzolder. Op de Donselaer achter een herenhuis ook een bom en wat ik mij het meest herinner is de bom die door het dak en de slaapkamer ging van wat nu café Centraal is. De persoon die in het bed had gelegen was net voor het raam gaan kijken naar het bombardement en had geluk dat hij niet in bed lag! Er ontstond brand in het café en alles was rood gekleurd. Ons gezin stond in de woonkamer en ik stond met bevende knieën. Het gezin uit de Donselaer is toen naar ons toegekomen.

Nog even een verhaal over het trammetje dat van Rotterdam naar Oostvoorne reed en ook in Hellevoetsluis een halte had. Met dit trammetje gingen we naar familie in Brielle en andere plaatsen. Ook dat ging voorbij want het trammetje werd beschoten en het werd gevaarlijk om er mee te gaan. En de Spijkenisserbrug werd later ook afgesloten voor iedereen. De Duitsers hadden er springstof aangebracht voor als de geallieerden met landingsvaartuigen of parachutisten verder het land in wilden. Dan konden de Duitsers de brug opblazen. Een vriendinnetje van de gym (ik ging toen op WIK) is tijdens een beschieting door granaten getroffen toen ze in haar huis aan de Brielseweg was. Ze is toen overleden. Auto’s reden er niet veel meer. En de auto’s die nog reden, reden later op een zogenaamde gasgenerator (een flinke kachel die gestookt werd met een enkel kooltje of hout en het gas dat dan vrijkwam, daar kon de auto op rijden.)

Toen ik de hoogste klas afgerond had, moest ik in Brielle naar de Mulo. Dat heeft niet lang geduurd want mijn vader vond het niet veilig meer om mij op de fiets te laten gaan. Vliegtuigen schoten soms op verkeer en als je dan toevallig in de buurt was dan zou je geraakt kunnen worden. Er waren wel zogenaamde schuttersputten gegraven maar die waren er voor de Duitsers. Gelukkig kwam er een eind aan alle ellende in mei 1945. Toen reden onze bevrijders Oostvoorne binnen.

Dit bericht werd geplaatst in Oostvoorne in de oorlog en getagged Bezetting,Brielle,Duitsers,Herinneringen,Joden,Jopie van der Voorde,Kamp,Ondergrondse,Oorlog,Oostvoorne,Stamkaart,Tweede Wereldoorlog,Vergast,Voedseldistributie door Taco Meeuwsen . Bookmark de permalink .

14 reacties op “Oostvoorne in oorlogstijd”

  1. Jaap Streefkerk op 29 augustus 2010 om 09:18schreef:

Je deed heel treffend mij mijn ‘oorlogsjeugd’ weer herinneren Jopie.
Bedankt Peki.

Reageer ↓

  1. wvdsteen op 14 november 2010 om 16:25schreef:

Volgens mijn moeder zijn er in het overbos ook piloten doodgeschoten, klopt dat?

Reageer ↓

  1. Els Priester op 23 november 2010 om 13:26schreef:

Voor mijn studie Geschiedenis moet ik een interview afnemen met als thema De tweede Wereldoorlog. Ik ben erg benieuwd wat er allemaal gebeurde in ons dorp Oostvoorne. Zelf woon ik in het Overbos, dus het verhaal van de omgekomen piloten boeit mij ook.
Het verhaal van Jopie spreekt zeer tot de verbeelding.
Is er een oudere inwoner, die de oorlog van nabij heeft meegemaakt in Oostvoorne, bereid zich door mij te laten interviewen?
Alvast hartelijk dank voor de reactie,
Met vriendelijke groet,
Els Priester

Reageer ↓

  1. lancyr op 20 februari 2011 om 11:48schreef:

Zou wel eens willen weten wat er met die verraders gebeurd is? Of is dat een doofpot gebeuren?

Reageer ↓

  1. Jopie van der Voorde op 19 maart 2011 om 21:51schreef:

Hallo Lancyr.
Ik denk dat zoals na elke oorlog veel verraders ineens brave burgers zijn geworden. Ik ken vele mensen in Oostvoorne en Brielle (ik was toen best nog een kind) die nu vrij rondlopen en vaak een prima baan of een bloeiend bedrijf hebben.
Wat kon je als mens in die tijd er aan doen? Geld voor een advocaat of iets dergelijks. dat was er niet. Mijn ouders moesten het eene gat met het andere stoppen. Het was een heel andere tijd!
Jopie

Reageer ↓

  1. lancyr op 24 maart 2011 om 20:07schreef:

Het achterhalen van de foute personen bleek niet zo moeilijk te zijn, in het archief bleken degene die een onthefing hadden voor een radiotoestel, voor het merendeel aan de verkeerde zijde te staan.

Reageer ↓

  1. Jopie op 4 april 2011 om 23:10schreef:

Ja dat zal best waar zijn maar wie gooit de eerste steen! De inwoners waren zo blij dat ze weer vrij waren en dat alles weer een beetje op de rails gezet moest worden. Maar er zijn wel zogenaamde “moffenmeiden” kaal geschoren.
Men was bang dat de liefjes van de Duitse soldaten niet te vertrouwen waren en nu konden ze na de bevrijding wraak nemen. Zelf kende ik enkele van deze dames. Achteraf zou je het denk ik anders hebben gedaan maar je weet niet hoe de mensen zich voelden na 5 jaar bezetting. Ik was toen te klein.

Reageer ↓Hendrik Willem Gaertman. Als kind heb ik dit ervaren en gezien in Rotterdam Zuid en heb vol afschuw dit alles gezien. Die vrouwen werden uit hun huis gehaald kaal geschoren met rode menie beklad, bespot en op een praalwagen rond gereden op Rotterdam Zuid. Dat waren de zogenaamde "stoere jongens" die dat deden en veelal in de oorlog gaven zij niet thuis. Het waren ook vrouwen die hebben gezorgd dat er brood op de plank kwam tijdens de Hongerwinter in 1944. Honger, Honger, Honger of je gezinsleden zien sterven ? Wat doe je dan ? Wie ben ik om zoiets te veroordelen ? Mijn vader zat in het verzet en heeft dit alles niet overleefd. Zie website www.hendrikwillemgaertman.com

  1. Jan Schipper op 2 mei 2011 om 12:50schreef:

Ik heb bij Gonda van Es (de bakker) in de klas gezeten. Wij zijnnamelijk op dezelfde dag geboren. Ik kwam vaak bij de fietsenmakers (Anton Vingerhoed en Toon Rozenschoon die later met Corry van de Voorden is getrouwd) achter de benzinepomp waar ook de brandweerwagen stond.

Reageer ↓

  1. Cees de Kievit op 3 mei 2011 om 14:52schreef:

Geachte mevrouw van der Voorde

Ik heb met wisselende gevoelens uw prachtige verhaal gelezen. Daar ik zelf veel familie in Westvoorne had/heb wonen, zou ik u graag wat vragen willen stellen. Mocht ik u deze vragen willen beantwoorden zou ik dat graag via een persoonlijk mailtje willen doen. Mijn emailadres: verkoop@robex.nl
Met vriendelijke groet Cees de Kievit

Reageer ↓

  1. Corrie Miep (Bukman) Lagendijk op 18 april 2013 om 12:50schreef:

Op dit moment ben ik ‘Haar naam was Sarah’ aan het lezen. Al lezende realiseerde ik me dat ik in 1943 geboren ben in een huis dat van Joden was. Het was het huis van de familie Wessels aan de Stationsweg in Oostvoorne. Nu is daar de snackbar. Rond 1990 hoorde ik via mijn (toen aanstaande) schoondochter, dat dit huis van Joden was geweest. Dit is de reden waarom ik op zoek ben gegaan naar de geschiedenis van de Joden in Oostvoorne. Daarbij kwam ik dit verhaal van Jopie van der Voorde tegen, en daarom mijn reactie. Waarschijnlijk zat haar zus Anneke bij mij in de klas op de lagere school. Mijn vader had samen met zijn zus een kleermakerij en beiden woonden ze nog bij hun ouders aan de Brielseweg, alwaar ook de kleermakerij was gevestigd. Toen mijn ouders trouwden bleven ze daar wonen en zij zijn waarschijnlijk verhuisd naar de Stationsweg toen het huis leeg kwam. In hetzelfde pand woonden ook Vingerhoet(s), een fietsenmaker en een tante Jannetje (Langendoen?), zij had een pension aan de bouvelard en moest dat verlaten. Alle woningen en hotels werden afgebroken. Na de oorlog woonde zij aan de Rialaan. Later kwamen (vanwege de hongerwinter) op de grote zolder evacués uit Den Haag. Aan het einde van de oorlog was ik bijna 2 jaar oud, toch kan ik mij nog veel herinneren. Er kwamen mensen die meubels uit het huis haalden. Waarschijnlijk behartigden die de belangen van de familie Wessels. Ook de moffenmeiden die over de Stationsweg werden gesleurd, staan nog op mijn netvlies. Later verhuisden we naar de Obalaan. In dat huis hadden NSB’ers gewoond. Daar woonden we tot 1 mei 1951. Zo zie je, het ene uiterste na het andere. Een week of vier geleden heb ik een broodje gegeten in mijn ‘geboortehuis’. Het is niet meer herkenbaar, zoveel is er verbouwd.
Hartelijke groet,
Corrie Miep (Bukman) Lagendijk

Reageer ↓

  1. wvdsteen op 5 augustus 2014 om 12:55schreef:

Volgens mijn moeder is de heer Vermeer voor zijn huis doodgeschoten en moesten de mensen er verplicht langslopen. Kan iemand dat bevestigen?
Met vriendelijke groet,
W. vd Steen

Reageer ↓

Mijnheer van der Meer is in de Duinen van Oostvoorne omgebracht.
Toen de Duitsers het huis in brand gestoken hadden moesten de heer en mevrouw er verplicht langslopen.
Jopie van der Voorde

Reageer ↓

Ik ben op 27 mei 1947 geboren en woonde tot 1956 aan de Stationsweg 31. Mijn vader werd tijdens een razzia met nog enkele anderen opgepakt, omdat hij samen met dominee van der Meer naar Radio Oranje luisterde. De radio was verborgen onder de preekstoel. Ze hebben enkele weken in de duinen vastgezeten. De dominee werd voor hun ogen gefusilleerd. Ze kwamen vrij omdat een van de anderen goede banden had met de Duitsers. Hij werkte bij de voedseldistributie in Den Briel (Leen Gorzeman?). Ook omdat het transport van gevangenen in die tijd op Voorne erg moeilijk was, ontliepen ze wonderwel hun noodlot. Mijn ouders waren pas getrouwd en moeder was in verwachting van mijn zus Margriet. Bij huiszoeking werd praktisch de hele linnenkast leeggehaald en alles meegenomen. Vader (1915-2010) kwam vrij maar moest zich iedere week bij het Gemeentehuis melden. Dit voorval heeft hij lang voor zichzelf weg kunnen stoppen maar kwam, in zijn laatste jaren vooral in dromen vaak terug. Nu ik zelf 70 jaar jong ben geworden realiseer ik me des te meer dat de positieve afloop van toen mijn bestaan heeft betekend.
Hartelijke groet, Chris van Holstein

Reageer ↓

  1. Rob Verschoor op 11 april 2016 om 00:03schreef:                                                                                                                   Mijn vader heeft in het Kruininger Gors, zoals veel mensen, een zomerhuisje. Toen ik geboren werd, was hij al druk aan het bouwen! Ik ben als kind met het treintje (het Moordenaartje) veel heen en weer geweest, met pa, ma en mijn broer. Dit is 60 jaar geleden voor de eerste keer geweest! Nu lees ik voor het eerst over de oorlog in Oostvoorne. Naar ik begrijp is daar genoeg gebeurd! Ik kom binnenkort naar de Bibberbunker kijken. Veel geluk. Veel sterkte, en bedankt voor dit verhaal!

Bedankt Rob Verschoor, Rotterdam

Oostvoorne in oorlogstijd